Seismisch onderzoek op het Nederlands Continentaal Plat

Op het Nederlands Continentaal Plat (NCP) wordt ten behoeve van olie- en gaswinning seismisch onderzoek met behulp van airguns uitgevoerd om de bodemsamenstelling vast te stellen.

Het beleidskader waarbinnen dit toegestaan is, is weergegeven in de Mijnbouwwet. Hieruit blijkt dat seismisch onderzoek op het NCP niet aan uitgebreide wetgeving onderhevig is. Vanwege haar rol bij de implementatie van KRM en de wettelijke advisering bij de Mijnbouwwet is het voor Rijkswaterstaat Dienst Noordzee, afdeling Vergunningverlening en Regulering, noodzakelijk een beter inzicht te krijgen in de omvang en impact van seismisch onderzoek op het NCP.

Seismisch onderzoek op het NCP met behulp van airguns wordt zowel 2D als 3D uitgevoerd. Bij 2D onderzoek wordt de bodem door het varen van (rechte) lijnen in kaart gebracht. Bij 3D onderzoek worden door het gebruik van meerdere airguns oppervlaktes in kaart gebracht. Inmiddels worden ook veel gebieden opnieuw onderzocht, wat 4D onderzoek (in de tijd) genoemd wordt. Rond de jaren negentig was de jaarlijks totale onderzochte oppervlakte het grootst (circa 9000 km2). Het onderzochte oppervlak daarna is afgenomen, en sinds 2000 redelijk stabiel gebleven. Op basis van diverse interviews met experts op het gebied van seismisch onderzoek wordt verwacht dat de omvang van seismisch onderzoek op het NCP sterk tussen de jaren kan variëren, maar dat het niet waarschijnlijk is dat het in de toekomst zal verdwijnen.

Het gebruik van airguns produceert onderwatergeluid. Het NCP wordt in het kader onderwatergeluid als een ondiep gebied gekarakteriseerd, waarop het geluid relatief snel uitdooft. Een van de belangrijkste processen die uitdoving veroorzaakt is de reflectie van geluidsgolven, zowel tegen de bodem als het wateroppervlak, waarbij energie verloren gaat. Het invloedsgebied van airguns is hierdoor in vergelijking met diepe gebieden relatief klein. Er zijn veel factoren die de voorplanting van geluid beïnvloeden waardoor het bepalen van een beïnvloedingsgebied rond een airgun niet eenvoudig is. De voortplantingsafstand hangt dus sterk af van verschillende processen.

Onderwatergeluid speelt een belangrijke rol voor zowel vissen als zeezoogdieren. Er zijn natuurlijke- en antropogene geluidsbronnen, die beide kunnen leiden tot effecten op organismen. Effecten kunnen zijn: gewenning, verstoring, gedragsverandering, maskering van communicatie en fysieke schade. Het wel of niet optreden van deze effecten is sterk soortspecifiek en hangt ook af van de frequentie en geluidsniveau van het geluid.

Op basis van audiogrammen kan onderscheid gemaakt worden in de gevoeligheid van soorten voor bepaalde frequenties of geluidsniveaus. Echter, voor het maken van een gedegen effectinschatting op soorten of populaties is de wetenschappelijke kennis te beperkt. Het is vooralsnog niet mogelijk om op basis van een audiogram een effectinschatting op populatieniveau te maken. Omdat geluid op het land tot negatieve effecten op organismen kan leiden wordt er geconcludeerd dat onderwatergeluid (en daarmee ook seismisch onderzoek) zeer waarschijnlijk ook tot negatieve effecten op mariene organismen kan leiden.

De mens maakt geen onderdeel uit van het mariene ecosysteem, maar is wel regelmatig daarin aanwezig in de vorm van beroepsduikers of recreatieve duikers. De beschreven negatieve effecten kunnen ook bij mensen optreden. Dit blijkt uit een recente melding van een duiker die onwel is geworden op de Noordzee als gevolg van seismisch onderzoek. Om ernstige ongevallen te voorkomen is het belangrijk om regelgeving en handhaving omtrent seismisch onderzoek op te stellen.

Effecten kunnen beperkt worden door het nemen van maatregelen. Omdat vooral een internationale aanpak tot vermindering van effecten op het mariene ecosysteem in de Noordzee zal leiden is het belangrijk dat er internationaal een uniform beleid gehanteerd wordt. Het is belangrijk dat de beschreven monitoring en mitigerende maatregelen in het Nederlandse vergunningbeleid opgenomen- en gehandhaafd worden. Mochten de effecten van het opsporen van aardolie en aardgas met airguns nu of in de toekomst een meetbaar en blijvend negatief effect hebben op het mariene milieu, dan kan het zijn dat de huidige mijnbouwwet- en regelgeving ten aanzien van verkenningsonderzoek (voor zover dit vergunningsvrij is) moet worden aangepast naar aanleiding van de implementatie van de KRM. Ook als de effecten niet meetbaar en blijvend zijn, kan ervoor worden gekozen om voor het opsporen van aardolie en aardgas met airguns relevante bepalingen in de mariene strategie op te nemen. Ook in dat geval zal de huidige mijnbouwwetgeving aanpassing behoeven. Dit kan door het Mijnbouwbesluit voor vergunningsvrij verkenningsonderzoek (met airguns) op het continentale plat aan te passen aan het NWP en het BPRW en door alle vormen van verkenningsonderzoek op het continentaal plat vergunningsplichtig te maken.

Het Volledige rapport kunt u hier downloaden

Bron: Noordzee Loket